Een vriend van ons trekt op de één of andere manier merkwaardige situaties aan. En daar kan hij smakelijk over vertellen.
Hij fietst veel. Op één van zijn tochtjes stapte hij af bij een snackbar in een dorpje onderweg. Hij wilde zijn bestelling doen, een frietje, maar de man achter de toonbank haalde een formulier te voorschijn, en begon vragen te stellen: voelt u zich ziek, hoe oud bent u, waar woont u, enzovoorts, enzovoorts? ‘Maar ik wil alleen maar een frietje!’ ‘Ja meneer, ik begrijp het, maar dit zijn de richtlijnen van de overheid. Denkt u dat ik het leuk vind? U bent nummer 61 al. Ik heb het drukker met deze bureaucratie, dan met het klaarmaken van een frietje, gelooft u mij maar. Wilt u eigenlijk nog wel een frietje? Want er waren mensen die al geen zin meer hadden in een snack, na deze vragenlijst, en zijn gewoon weer weggegaan.’
‘Ja, doe dat frietje, en geef ook maar een flesje fris, want ik heb dorst gekregen…’
Toen er weer meer met het OV gereisd mocht worden, treinde hij van Tilburg naar Breda. Met mondkapje. Dat toch niet lekker zat, want zijn bril besloeg steeds, en als hij zijn neus moest snuiten moest dat kapje ook weer af. (Op de terugreis was dat kapje zelfs gescheurd. Boze blikken links en rechts.)
In Breda ging hij op familiebezoek. Op de route daarnaartoe passeerde hij een museum. Da’s ook wel interessant. Laten we even naar binnen lopen. ‘Meneer, hebt u gereserveerd?’ ‘Nou nee, ik loop hier toevallig langs. En ik heb mijn mobiel niet bij me om online alsnog te reserveren.’ ‘Nou, dan weet ik niet of ik u wel binnen mag laten. Ik zal het met de manager bespreken.’
Even later: Oké, u mag naar binnen, we boeken u wel op ‘Intern’. Hij moest de pijlen volgen. Het viel hem op dat hij de enige bezoeker van het museum was. Van dat hele protocol vooraf snapte hij niets.
Zo zijn wij al die bureaucratische coronaprotocollen ook zat. Gelukkig komen we genoeg mensen tegen die wat minder spastisch doen.