Wie Afrika zegt, zegt ook reservaat, natuurpark, safari…..

In Zuid-Afrika is het Paul Krügerpark het bekendste natuurpark. Vanuit Johannesburg ruim 10 uur rijden naar het oosten. Da’s wat teveel van het goede. Op twee en een half uur rijden van Johannesburg, naar het noord-westen, ligt het Pilanesberg Natuurpark. Een zeer aan te raden alternatief. Een gebied van ongeveer 30 bij 35 km, met wisselende landschappen en vegetatie. En dito dieren dus. Er zijn mensen die een lijstje maken van dieren die ze persé in ‘het echt’ gezien moeten hebben. (Zuid-Afrika speelt hier listig op in: “Hier kun je ’the big five’ tegenkomen: de olifant, de neushoorn, de leeuw, de luipaard en de buffel.” Je hebt zelfs aanstekers met beeltenissen van de big five.) Wij hadden geen lijstjes. Wij genoten van wat op onze pad kwam, van wat we langzaam voorbij reden:
Ongeveer in het centrum van het natuurpark is er de mogelijkheid om te barbecuen. Of gewoon om te picknicken. De enige plek waar je uit je auto mag…. Het is dan natuurlijk wel de bedoeling dat je een beetje normaal barbecuet…..:

Johannesburg heeft ook een dierentuin, een Zoo. Een mooi opgezet park. De buitendieren hebben een redelijk terrein tot hun beschikking. Voor de binnendieren is het behelpen, eigenlijk zoals in elke dierentuin. We merkten wel dat de dieren die we los zagen rondlopen in het Natuurpark voller waren, een glanzender vacht hadden, gezonder waren zou je zeggen, in vergelijking met dezelfde soort dieren in de dierentuin.
Een normaal nijlpaard is er niet in de dierentuin, maar wel een pygmee hippo:

De dierentuin is voer voor klasjes van allerlei kleine kindertjes. Soms als uitje, maar meestal als onderdeel van spelenderwijs leren, van dieren leren kennen, enzovoorts.

Op ruim 25 km afstand van Johannesburg is er een ‘animal crèche’. In Kromdraai. Hier worden jonge dieren opgevangen die alleen zijn komen te staan. (En die als zodanig gespot zijn door allerlei veldwerkers.) Vooral leeuwen, tijgers, neushoorns, maar ook krokodillen, bepaalde apen (baboons) en schildpadden. Ze worden met jonge soortgenoten bij elkaar gezet. Na verloop van tijd worden ze ‘uitgezet’ in een nabijgelegen groter terrein waarbij ze moeten leren zelf aan voedsel te komen. Passeren ze die test, dan zijn ze rijp voor een normaal natuurpark, of voor een reservaat.