De laatste jaren doen bedrijven die aan inbraakpreventie doen, goede zaken. In plaats van het probleem bij de bron aan te pakken, wordt de oplossing ervan naar de burger die zich bedreigd voelt of zelfs is, verlegd. Bedrijven spelen hier geweldig op in.

De wereldwinkel heeft in het verleden een gesprek gehad met een vertegenwoordiger van inbraakalarmen en dergelijke. Allerlei ogen, verklikkers, codekastjes om iets uit, dan wel in te schakelen. De mogelijkheid van controle op afstand. Enzovoorts. Maar ja, dan komt het financieel plaatje. Nou nee, we zoeken wel verder. Ach, nu gaat er een belletje in de winkel op het moment dat er iemand binnenkomt. Simpel. De meeste winkels hebben wel zoiets.

Wij hebben in een buurt gewoond, waar om ons heen nog wel eens ingebroken werd. Op de één of andere manier lieten ze ons altijd met rust. Toch lieten wij ons informeren over een soort inbraakalarmsysteem voor het geval wij niet thuis zouden zijn, en voor ’s nachts. Het voorstel: her en der komen in huis cameraatjes te hangen die bewegingen registreren. De signalen komen in een kastje terecht, dat je al dan niet niet kunt activeren. Heb je het kastje geactiveerd, en er beweegt iets, dan gaat er een alalrm af bij het beveiligingsbedrijf. Probleem: we hadden toen nog een hond. Die moest dan naar een ruimte verbannen worden, waar geen camera is. Nee, dat was het toch niet voor ons. Later bedachten we dat we onze hond best konden opleiden tot waakhond. Dat was aardig gelukt.

Hoe kom ik hier op? Door de immobiliteit van partner, staat de TV heel vaak aan. Met de digitale ontvangst waarnaar we sinds kort overgestapt zijn, gaat er een heel blik nieuwe zenders voor je open. Home Improvement is één van de series die regelmatig voorbij komt. Zo’n klusprogramma waarin nogal eens iets mis gaat. Het ging dus ook mis met een inbraakalarm. Dat ging ’s nachts af, toen er een brief onder de deur geschoven werd. Te scherp afgesteld dus. Van boven rumoer. Discussie wie er moet gaan kijken.

‘Ga jij maar, jij hebt een föhn naast je liggen.’
‘Ja halloo, moet ik hem doodföhnen?’