Ik kende hem van de columns in Vrij Nederland. Aparte columns, spitsvondig, verfrissend, maar soms ook erg flauw of onbegrijpelijk (maar dat kan aan mij liggen). Toen we aan het begin van het jaar het programma voor het nieuwe seizoen van TheatersTilburg per e-mail kregen, en zagen dat Micha Wertheim in de Studiozaal te Tilburg voor twee voorstellingen geprogrammeerd stond, heb ik kaartjes besteld. Vanavond was onze avond.

Het was een van de hak op de tak springende voorstelling over dagelijkse situaties. We hebben geglimlacht en hardop gelachen.

Rode draad is de herhaling. Hij vertelt over drie mannen in de trein, het begin van een mop, of toch niet?
Hij vertelt over zijn bezoekje aan De Pont, een museum voor hedendaagse kunst waar hij een ijskoud stuk appeltaart krijgt, maar er niks van durft te zeggen, omdat hij de appeltaart ‘misschien niet begrijpt’.
Hij vertelt over zijn bezoek aan kamp Vught. helemaal gemoderrniseerd, berekend op grote groepen mensen. ‘Hoewel, dat was vroeger ook al zo.’
Hij vertelt over de sportschool, die ontworpen moet zijn door iemand die de zinloosheid van het leven hoog in het vaandel heeft staan. Want zo’n lopende band, je komt nergens vandaan, maar je gaat ook nergens heen. Hetzelfde geldt voor de fiets als hometrainer.
Hij geeft in een café het getal pi als fooi. Het personeel was heel blij, totdat de kas opgemaakt werd….die ratelt nu nog.

Enzovoorts, enzovoorts.

Aan het eind van de voorstelling zaten de drie mannen nog in de tein, elkaar moppen vertellend middels het noemen van getallen, want alle moppen waren gecategoriseerd.

Wij hebben zelf erg moeten lachen om nummer 301.