Wij wonen aan een plein. Een aantal jaren geleden alweer helemaal op de schop gegaan, en getransformeerd tot een speelplaats vooral voor de jongere jeugd. Aan de andere kant van het plein heb je een kinderdagverblijf, een peuterspeelzaal en een basisschool. Vandaar. Er kwamen allerlei soorten wipkippen op het plein te staan, een paal waaraan drie korfbalkorven gemonteerd, veel betonnen Z-zitplaatsen, enzovoorts. Een paar Z-zitplaatsen staan zodanig opgesteld dat ze ook als doelpaal te gebruiken zijn, want zolang de teams niet te groot zijn, kun je er ook voetballen.

Op gezette tijden heeft dat plein ook een aantrekkingskracht op de kleine, wanneer ze bij ons is. Dan pakt ze een bal, en gaan we naar buiten. Natuurlijk worden eerst pogingen gedaan om de bal door één van de korfmanden te gooien, maar daar moet nog flink op geoefend worden. Die pogingen worden dus alras gestaakt. Balletje trappen. Nog geen ‘partijtje’, maar dat zal niet lang meer duren.

Totdat: ‘Opa, ga jij zelf even voetballen…

… dan ga ik even iets anders doen.’