In de afgelopen periode zijn er in Duitsland een aantal ontslagen gevallen waar de gemoederen flink verhit van raken. Eén is ontslagen omdat ze lippenstift van de baas heeft gestolen, een ander omdat-ie een stuk gebak zonder te betalen opat, weer een ander omdat-ie een beker melk dronk, en iemand die een brief verzond met een postzegel van de baas. De jongste loot aan deze ontslagboom is iemand die twee statiegeldbonnetjes ter waarde van totaal €1,30 verzilverde nadat een klant die had laten liggen. In alle gevallen heeft de rechter in hoger beroep de handelswijze van de desbetreffende chefs goedgekeurd. Het argument: de hoogte van het bedrag maakt niet uit, er is een vertrouwensbreuk ontstaan. Nu denk ik zelf dat er bij die gevallen wel iets meer speelde.

Een storm van kritiek op deze uitspraken. ‘Dat kun je toch niet maken in deze tijden van kredietcrisis!’ Het woord ‘kredietcrisis’ wordt de laatste tijd weliswaar te pas en te onpas gebruikt, maar in dit geval zit er een kern van waarheid in: het is een feit dat het voor iemand die nu ontslagen wordt, een stuk lastiger is, zo niet onmogelijk, om nog ander werk te vinden. Toch vind ik het een oneigenlijk argument: juist de positie waar deze mensen werkten (in de verkoop, daar waar met veel kleine bedragen gewerkt wordt), vereist dat er niet aan je integriteit getwijfeld hoeft te worden. Het argument duidt er ook op, dat als er geen kredietcrisis was, dat men niet moeilijk over die ontslagen had gedaan.

De vraag zou moeten luiden: is het terecht dat iemand die in een bakkerij werkt en zonder te betalen een stuk gebak opeet, ontslagen wordt? Ik heb een tijdje achter de tap van een kroeg gestaan. Ik heb menig glaasje cola gedronken, zonder geld in de kassa te doen. Reden tot ontslag? Ik vind het twijfelgevallen. Bovendien is er nog zoiets als bedrijfscultuur. De man van de postzegel vind ik een ander verhaal. Die mag voelen dat er andere normen en waarden heersen. Kantoorjatterij wordt door een bepaalde groep mensen wel zo normaal gevonden, dat op deze manier misschien een omslagpunt in het denken komt. Degene die lippenstift gejat heeft, hoeft van mij niet meer terug te komen.

Maar die statiegeldbonnetjes dan? De klant laat ze liggen. Als iemand anders de bonnetjes gevonden zou hebben, en ermee naar de kassa gegaan zou zijn, dan was er zonder probleem geld uitbetaald. Dat zou nu ook gebeurd zijn, ware het niet dat een collega voor klikspaan gespeeld heeft. Je hebt als cassière natuurlijk iets hoog te houden. Je moet geen twijfel zaaien. Maar toch…..ik weet het niet, ontslag voor deze handeling vind ik te ver gaan. Het laatste woord over dit geval is echter nog niet gezegd…..

Zie ook dit artikel.