We waren een paar dagen weg. We logeerden in een hotel in De Bult, een vlek in de buurt van Steenwijk. Het ging ons er meer om, dat we een paar dagen in een andere omgeving waren, dan dat we een lijstje hadden van wat we persé moesten bezoeken. We kenden de omgeving niet echt, dus lieten we ons verrassen. Ja oké, Giethoorn, een kleine vijftien kilometer van Steenwijk vandaan, dat kenden we wel. Toen werd er nog veel gepunterd. Nu zijn het vooral de bootjes met een fluistermoter die zich over het water voortbewegen. De film Fanfare van Bert Haanstra is er opgenomen. Natuurlijk is het veel toeristischer geworden in Giethoorn, maar de uiterlijke sfeer is er nog steeds:

In Steenwijk vielen we met de neus in de boter. Steenwijk was het hele weekend in de ban van ‘kopje cultuur’, het begin van het culturele seizoen. Er was straattheater, cabaret, een junior percussieband en een sprookjesverteller:

In het park was er onder andere acrobatiek, dat veel bekijks trok:


Er was ook een zogeheten schoenenproject. Kinderen van alle basisscholen in Steenwijk namen van thuis hun afgeschreven schoenen mee, pimpten ze op, en leverden ze in. Vanuit het centrum werden alle schoenen in een grote sliert gelegd in de richting van het cultureel centrum De Meenthe. Een leuk idee:

In De Meenthe waren groepsgewijs werken te zien van lokale kunstenaars.
Hoewel het centrum van Steenwijk best aardig is, bracht dit cultuurfestival extra leven in de brouwerij.

Of het aan de invloedssfeer van Staphorst lag of niet, maar toen we zondagochtend een eindje gingen rijden, ons met een pontje lieten overzetten naar Genemuiden, en we ergens een kopje koffie wilden drinken (liefst buiten op een terras) was er nergens iets te doen. Alles was stil en verlaten.

Zelfs Zwolle op zondag had niets te bieden. Nou ja, er was een snuffelmarkt in de IJsselhallen. Echter, de entreeprijs van 4 euro per persoon deed ons omkeren.

Ach, bij het hotel smaakten de drankjes ook goed.