Jim Jansen en Danny Schwarz hebben een boek geschreven over hun ervaringen met de flipperkast: ‘No balls, no glory – Twintig jaar pinball in de polder’. In de Volkskrant van afgelopen dinsdag 23 oktober werd daar in een artikel aandacht aan besteed. De periode begint vanaf 1990. Volgens de schrijvers het hoogtepunt van de flippermanie. Bijna elk café had wel een flipperkast in een hoek van de ruimte staan. Geld won je er niet mee, wel vrije spelen. Als je bedreven was, kon je met de inworp voor 1 spel lange tijd spelen. De flipperkast had toch wel veel onderhoud nodig. Een extra kostenpost. Veel uitbaters van kroegen en snackbars stootten de flipperkasten af. Er staan nu in het openbaar nog 900 flipperkasten, op 700 plaatsen.

En toch, in mijn beleving was de flipperhype toch ruim vòòr 1990. In mijn studententijd had ik nog een flipperkast op mijn kamer. Een Galahad. Ik zag hem te koop staan in de toenmalige Cash and Carry in Tilburg. Het geldinwerpmechanisme was kapot gemaakt. Door een druk op de knop kreeg je een nieuw spel. De poten waren demontabel, het middenstuk en het opzetstuk waren apart te vervoeren. Hij heeft menige verhuizing meegemaakt. Niet overal werd-ie met luid applaus ontvangen: het gebliep en getingel kon behoorlijk op de zenuwen werken. ’s Avonds stoorde het spelen de TV-signalen en het stroomgebruik was ook behoorlijk. Er werd dus voornamelijk overdag op gespeeld, en dan niet te lang.
We hebben er veel plezier aan beleefd, maar er kwam een tijd dat de flipperkast echt z’n laatste adem uitgeblazen had. Rijp voor de sloop.

Ik heb nog gezocht naar een foto, maar die kon ik niet vinden.