Omdat ze nog niet genoeg dieren hadden (twee honden, twee katten, een konijn, een cavia, een muis en slangen) besloot schoondochter vorig jaar voor de kleine een kip te kopen. Een sierkip. Welk soort zou ik niet weten. Geen witte.

De kip werd Noël genoemd, met een knipoog naar kerst, want dan zou die wel in de pan eindigen. Vrolijk liep de kip tussen de honden en katten rond. Als één van de viervoeters wat te nieuwsgierig dichtbij kwam, werd die met pikkende bewegingen op afstand gehouden. Maar ja, waar wel een kattenbak is, en waar de hond geleerd is om buiten de behoefte te doen, laat de kip overal haar kwakje vallen.

Dus werd er in de schuur een heuse ren gebouwd, met een uitloop naar de binnenplaats, maar binnen mocht de kip niet meer komen. Kennelijk herinnerde de kip zich plots waartoe ze op aarde was: ruim een week geleden begon de kip eieren te leggen. Eerst een kleintje, om te oefenen, daarna volgden eieren van normale grootte.

Vandaag kregen we een paar eieren mee. Eén van die eieren heb ik net gebakken. (‘Denk eens dat het je broertje is dat zacht sist in de pan…’) Een goed vol ei, mooie dooier. Vers.

Volgende keer de gekookte variant uittesten.