Veel musea deden mee met het museumweekend. Bij het éne museum was de entree gratis, bij het ander werd 1 euro gevraagd. Die euro werd gevraagd uit protest tegen de bezuiningen van het kabinet op de kunstsector.
Omdat we toch al naar museum De Pont wilden, vanwege werken van Ai Weiwei die er tentoongesteld zijn, en video’s over zijn achtergrond, was dit weekend een uitgelezen moment om De Pont te bezoeken.
De ontvangst op het voorplein was gezellig:
Het caravannetje van Heet Brood stond er. Er waren wat opstartproblemen: de logistiek van de waterflessen moest op gang komen (geen wateraansluiting) en er moest voor electriciteit gezorgd worden voor het bakken van tosti’s en het persen van de sinaasappels en citroenen.
Met name voor de kinderen, maar ook voor ouderen was er de mogelijkheid om je de kunst van draaien van bordjes op een stok eigen te maken.
Er valt genoeg te googlen over Ai Weiwei. De Chinees die 12 jaar in Amerika gewoond heeft, maar terug ging naar China. Een luis in de pels van de Chinese bevelhebbers. Zijn werk is nauw verweven met de Chinese cultuur. Beroemd zijn de porseleinen zonnebloempitten. Elke pit is met de hand beschilderd, heeft een eigen ‘signatuur’. Het idee is een verwijzing naar Mao, die zich de zon als persoonlijk symbool had toegeëigend en het Chinese volk met zonnebloemen vergeleek. Zonnebloemen richten zich naar de zon. De duizenden pitten versmelten tot een grijs tapijt.
Ai Weiwei heeft de pitten niet zelf beschilderd. Dat hebben arbeiders in een fabriek van de porseleinhoofdstad Jengdezhen in China gedaan.
Ai Weiwei bedenkt en ontwerpt zijn kunstwerken. Laat ze vervolgens door een aantal mensen uitvoeren. Hij heeft iets met individu en het geheel. Vertaald naar China: samen kan het Chinese volk sterk zijn, maar individueel is de Chinees niets waard. De fietsen bijvoorbeeld: elke fiets afzonderlijk mist wel iets. Een trapper, een stuur, een zadel, enzovoorts. Maar aan elkaar gesmeed….
De antieke Chinese krukjes zijn zodanig aan elkaar geklonken dat elk krukje wel een verbinding heeft met een ander krukje, zodat ze uiteindelijk allemaal met elkaar verweven zijn. Er komt geen spijker aan te pas.
Ook mooi, de fontein van licht. Het bouwwerk wordt van binnenuit verlicht door een paar peertjes. Als zon schijnt, moet het mooie effecten geven, maar dat viel nu even niet te zien. Indrukwekkend is het wel.
In de ruimte waar het tapijt met zonnebloempitten ligt, gaf Slagwerk Den Haag acte de présence. Geheel in stijl: Chinese gong-muziek. Klonk goed.
We hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt om ook even naar het Textielmuseum te gaan. Lang geleden waren we er geweest. We wisten niet wat we zagen: grotendeels gemoderniseerd. Het begon al met de ingang:
Natuurlijk, een textielmuseum is geen museum als het niet ook oude machines laat zien:
En ja, dan moet je het maar uitzoeken met de klosjes garen:
Het Textielmuseum heet nu Audax Textielmuseum. Audax. Een concern dat zich bezighoudt met het uitgeven van bladen enzo. Ik neem aan, dat het museum daardoor een injectie gekregen heeft om het hoofd boven water te houden. Er werd bij de entree 1 euro gevraagd. Altijd mooi meegenomen.
In de middenruimte werd er nog heus geproduceerd. De produkten die door de verschillende machines gemaakt worden, worden in de verkoopruimte verkocht.
Het was een welbesteed weekend. Je merkt dat zo’n museumweekend er toch voor zorgt dat je over bepaalde drempels stapt. De Pont stond sowieso op het lijstje, maar het Textielmuseum was nu extra.